Vrienden. Ze verhuizen naar een andere wijk,
een andere stad, een ander land, of zelfs een ander continent. Als het vlakbij is,
ga je er langs help je mee iemand zijn bullen te pakken en in de verhuiswagen
te proppen. ‘Wat hebben die gasten veel troep’, dacht ik laatst nog.
Het wordt lastiger als ze besluiten naar een zonnig
mediterraans eiland, of gewoonweg het andere eind van de wereld te verhuizen. Meehelpen
met dozen op de juiste plek te zetten zit er dan niet in. Je neemt afscheid en belooft plechtig elkaar ‘binnenkort’ op te zoeken. Maar wat komt daarvan terecht? In
mijn geval bar weinig, moet ik bekennen.
En nu ga ik dan zelf verhuizen. Ver weg? Niet
echt. Maar in ieder geval wel te ver om na mijn werk op een terras af te
spreken en met wat maten een emmertje bier soldaat te maken. Of ad hoc te
besluiten op zondagmiddag samen een potje voetbal te kijken. Ik hoop maar dat mijn
kameraden niet zulke lakse honden zijn als ik, wanneer het aankomt op
vriendschappen onderhouden. Hoe dan ook, ik ga er niet al te dramatisch over
doen.
Dat ligt anders tussen mij en mijn zoon. Oké,
hij is bijna 12, heeft schaamhaar, een vlassnorretje en beginnende acné, maar
voor mijn gevoel is het nog maar zo kortgeleden dat ik zijn navelstreng
doorknipte.
Ik heb het er knap lastig mee. Ouderlijke
bezorgdheid en schuldgevoelens. Je vraagt er niet om, maar krijgt het toch. ‘Je
moet ze loslaten op een gegeven moment, hé?’, kraaide een buurvrouw tegen me.
Advies van een stokoud besje met haar dat geel is van de nicotine in een
bloemetjesjurk met vieze vlekken. Maar daardoor niet minder waar. Sla een
willekeurig suf boek of tijdschrift voor ouders open en je leest precies
hetzelfde. Ik doe mijn best.
Alleen lukt het nog niet zo goed..