maandag 22 februari 2010

Ode aan Nico Haak

Ik draai platen van The Doors, kijk naar oude westerns met Clint Eastwood en herlees boeken van Roald Dahl. Hoezo sentimentele ouwe zak? Nou ben ik nooit vies geweest van een flinke scheut nostalgie, dus ik zat er niet mee. Totdat ik van de week mezelf op de fiets betrapte terwijl ik een deuntje floot van Nico Haak. Mijn god, dacht ik. Gekker moet het niet worden met jou. Nico Haak en de Paniekzaaiers. Met het onvergetelijke Foxie foxtrot. Ik probeerde aan iets anders te denken. Maar het liedje bleef me achtervolgen.

Voor lezers die Nico niet kennen, een korte introductie. Nico Haak was een zanger die in de jaren 70 furore maakte met klassiekers als Is je moeder niet thuis, Langzaam sneller gaan en het aanstekelijke Honkie tonkie pianissie. Nico Haak en zijn Paniekzaaiers, zaaiden eigenlijk allesbehalve paniek. Nico was namelijk de vleesgeworden joligheid. Tikje gezet, dikke snor, getooid met een strohoed en gewapend met de banjo, zo struinde Nico het schnabbelcicuit af. Tel daar zijn ronduit carnavaleske muziek bij op en je had gegarandeerd een vrolijke avond. Kom daar nog eens om in deze tijd met louter pathetisch gekweel van Marco Borsato of Acda & De Munnik.

Toen in de tachtiger jaren hits uitbleven, begon Nico reclame te maken voor een gezondheidsarmband  –een mens moet tenslotte eten. Nico zelf geloofde heilig in de werking van deze zogenaamde bioregulator, getuige de slogan: “Wonderen bestaan niet, maar de bioregulator werkt. Ik doe hem nooit meer af!”. Maar de het bracht Nico weinig goeds, want de sympathieke volkszanger overleed onverwacht op slechts 51-jarige leeftijd.

Was hier sprake van geknoei, een verkeerd afgestelde bioregulator? Of was het eenvoudig Nico’s tijd? En welke rol speelde Tineke de Nooij –ook een boegbeeld van het heilzame armbandje? Vragen waarop we nooit een antwoord zullen krijgen. 

De enige vraag die mij nog rest is: hoe kom ik ooit weer van dat deuntje af!?

dinsdag 16 februari 2010

Ice Ice Baby

Houdt u van wintersport? Nou, ik niet. Behalve schaatsen. En dan nog uitsluitend het langebaanschaatsen. Niet dat gemier met shorttrack. Maar tijdens Olympische Spelen kijk ik naar alles. Ik blijf per slot van rekening een vent. Vooral dingen die heel hard gaan en bloedlink zijn zie ik graag. Dus: rodelen, de afdaling, bobsleeën. Ja, vooral dat rodelen wordt nog lachen. Er is al een dode gevallen, en dat was nog maar een training. 150 km per uur op een sleetje. Dan zitten er wel een aantal steekjes bij je los, als je het mij vraagt.

Maar goed, schaatsen dus. Ik zat er gisteravond laat helemaal klaar voor. De 500 meter voor mannen. Het koningsnummer van het schaatsen. Mijn Betere Helft vindt het allemaal maar niks, maar ja, wat weten Belgen nou van schaatsen? En voordat u roept 'Maar Bart Veldkamp dan?' Nou, die tellen we niet mee, dat is gewoon een chagrijnige Hagenees. Ik zat dus alleen, met een paar ijskoude biertjes naar het schaatsen te kijken. Wat kan er dan nog misgaan, vraag je je af.

Veel dus. Alhoewel, als het helemaal in de soep dreigt te lopen hebben we altijd nog Mart Smeets. Die lult net zolang totdat die drol ook écht gelooft dat 'ie een gebakje is.

En als u vraagt wat er dan mis ging, dan is het antwoord: de Zamboni ging stuk. De Zamboni? Ja, de Rolls Royce onder de dweilmachines. Die kent u toch zeker wel? Zonder Zamboni geen wedstrijd. Alleen had de organisatie in Vancouver geen Zamboni om het klusje te klaren, maar een dweilmachine van het merk Olympia.
En dan zeg ik: dat is vragen om moeilijkheden. Immers, de Olympia is duidelijk níét de Rolls Royce onder de dweilmachines. Eerder de Suzuki Swift onder de dweilmachines. Dat er trouwens meer dan één merk dweilmachine is, snapt u dat? Zou er ergens op de wereld een strategische reserve van 10.000 dweilmachines zijn, of zoiets?

In ieder geval was Bart Veldkamp er als de kippen bij om de organisatie te slachten. Schande. Blamage. En hij had ergens ook wel gelijk. Het oponthoud duurde uren. Toen Mart ons adviseerde om sterke koffie te gaan zetten haakte ik af. Het laatste nieuws is dat er een Zamboni wordt ingevlógen. Enfin. Wie won er eigenlijk?

zondag 14 februari 2010

MTV

Vroeger, en dan bedoel ik écht lang geleden, groef de PTT nog putjes in de grond en reden de spoorwegen rond in van die gave groene treinstellen. Hans Janmaat was de meest rechtse politicus van Nederland, een clown die door niemand serieus werd genomen. Een Mars kostte slechts een halve florijn en er waren 3 kanalen op tv. Een overzichtelijke tijd.

Toen kwam er commerciële tv. Eén van de eerste zenders die wij via de kabel konden ontvangen was Music Box, gepresenteerd door de lieftallige Amanda Reddington. Het was niets minder dan een revolutie. Een zender speciaal voor jongeren! De hele dag videoclips. Ik keek meteen naar niets anders meer, zo geweldig vond ik het.

Ik was helemaal verliefd op Amanda. Maar dat was van korte duur. Het probleem van Music Box was dat er nog niet zoveel videoclips waren als nu. En dus zag je elke 2 uur weer Road to Nowhere van Talking Heads of Sledgehammer van Peter Gabriel. Toffe clips hoor, maar niet 10 keer per dag. Exit Music Box voor mij. Ik ben Amanda jaren later nog eens tegengekomen. En heb haar vervolgens op een keihard bevroren appelbol getrakteerd. Maar dat is een ander verhaal.

Aan dit alles moest ik denken toen ik laatst in de gym MTV op het grote scherm zag. Wat een armoede. Die afgrijselijke opblaaspop van een Paris Hilton kiest haar Next Best Friend. Dan wordt ze omringt door randdebielen die om het hardst schreeuwen dat Paris hún moet kiezen omdat zij ook zo'n handtashondje hebben. Of het smaakvolle My Super Sweet 16. Dit draait om totaal verwende, steenrijke tieners die een verjaardagfeestje geven. Hoogtepunt hierbij was het feestvarkentje dat briesend en stampvoetend iedereen dreigde weg te sturen omdat haar splinternieuwe auto van $ 70.000 de verkeerde kleur had.

Ja, het klopt, ik zit een beetje in de vroeger was alles beter-modus. Maar als ik de MTV-treurigheid aanschouw, kan ik voor de verandering ook eens de voordelen van het ouder worden zien.

donderdag 11 februari 2010

Een tevreden roker..

Het revalidatiecentrum aan de Overtoom, kent u het? Nogal troosteloos gebouw uit de jaren 80, waar je met je fiets voorbij stiefelt terwijl je je afvraagt wat er gaande is. Ook wel te herkennen aan de kluwen rokers met ontbrekende ledematen die voor de ingang rondhangt. Laatst bedacht ik me ineens dat die club rokers natuurlijk niet allemáál een verschrikkelijk ongeluk hebben gehad. Dat ze niet allemaal een stoer verhaal voor hun kleinkinderen hebben ('Opa zag zijn leven in een flits aan zich voorbij trekken').

Nee. Natuurlijk niet, sukkel, zei ik tegen mezelf. Het zijn diabetici. Ze hebben suiker. Maar dan toch nog fanatiek zware Van Nelle blijven paffen. Een paar dagen geleden zag ik een nog jonge vent, typische Amsterdammer, driftig door de draaideur naar buiten rollen. Hij zag er geagiteerd uit. Ik gokte op slecht nieuws, maar hij wilde gewoon even zijn sjekkie opsteken. Want even later zag ik hem alweer vrolijk lachen. Alsof er niet net een been bij 'm was afgezet.

Mocht u zich afvragen: 'Jij was toch ook gestopt, Marco. Hoe gaat het daar mee?' Fijn dat u het vraagt. Nou, ik moet zeggen, boven verwachting. Vaak vergéét ik gewoon dat ik eigenlijk totaal cold turkey zou hoor te snakken naar een peuk. Tja, het heeft kennelijk ook voordelen, hersenletsel.

maandag 8 februari 2010

Bruine vogel

Ik ben een onverbeterlijk snob. En omdat wandelen mijn hobby is, vind ik dat ik op verjaardagen en feestjes mijn deskundige mening over de natuur moet kunnen geven. In de boekwinkel schafte ik dus de Dieren- en plantengids voor onderweg aan. Maar dat werd niks.

Al de eerste keer blijkt dat het ding veel te compleet is. Thuis lijkt dat goed, maar moet je wachten tot je in een veld staat waar een leuk blauw bloemetje groeit. Je bladert naar de sectie Bloemplanten: blauw, waar maar liefst 27 soorten blauwe bloemetjes staan beschreven. Maar niet die van jou, merk je na een kwartier. En mocht je er onverhoopt achter komen dat een bepaalde paddenstoel de Netstelige heksenboleet is, dan ben je dat na 10 minuten weer vergeten. Dus sindsdien staat het boek in de kast.

Ik besloot me te richten op vogels. Sowieso een stuk interessanter dan planten. Minder statisch, zullen we maar zeggen. Inmiddels ken ik al een hoop vogels. Zo heeft de mus geen geheimen voor mij, herken ik de koolmees uit duizenden en kan ik lezen en schrijven met het roodborstje.

Vanochtend sta ik tamelijk gedachteloos een geroosterde boterham weg te kauwen voor het keukenraam. Vrolijk fladderen mijn gevederde vriendjes voorbij als ik ineens iets geks zie. Een hele grote bruine vogel. Hij heeft wat weg van een vrouwtjesmerel, maar met het formaat van een volwassen duif. En lélijk, dat beest. Tjongejonge. Wat een verfomfaaid exemplaar is dat.

Maar ondertussen jaagt hij wel kleine vogeltjes weg. Met zijn machogedrag. En kijk nou eens! Die smeerlap vreet zonder pardon de vetbolletjes van de kleintjes op. Driftig trek ik de Dieren- en plantengids voor onderweg voor het eerst in jaren uit de kast. Ik wil weleens weten wie deze aso is. Vogels te kust en te keur, maar deze lelijkerd staat er natuurlijk weer niet in. Hij is 'm trouwens alweer gesmeerd, dat rotzakje. Net als de andere vogeltjes. De lege netjes van de vetbolletjes hangen er verloren bij.

vrijdag 5 februari 2010

Een vulkoek met oestersmaak

Als kind kregen wij altijd een seizoenkaart voor het grote zwembad, een paar straten verderop. Dan waren we wekenlang onder de pannen. 's Ochtends een badhanddoek en een gulden mee, 's avonds weer terug. En als ik dan honger kreeg dan kocht ik van die ene gulden een vulkoek. Zo heette dat, dacht ik altijd. Iedereen in Nijmegen zei vulkoek tegen een gevulde koek. En het zou me niets verbazen als dat nog zo is.

Ligt het nou aan mij of smaakt deze vulkoek naar oester? Misschien smaakten ze altijd al zo, maar wist ik het niet omdat mijn smaakpapillen -tot een maand geleden- constant doordenkt waren met de rook van Lucky Strikes. Maar dan zouden die 2 koeken van gisteren ook naar oester moeten smaken. En dat deden ze niet. Ze waren lekker. Jammer van het schuldgevoel erna.

'Dus jij eet als lunch twéé gevulde koeken?', zeg ik tegen mezelf.
'Ja', antwoord ik kleintjes. Om met iets meer branie -nog steeds tegen mezelf- te vervolgen: 'Ik zou ophouden met het dieet van negerzoenen, over gevulde koeken hebben we het nooit gehad.'

Als ik straks in de gym op de loopband sta te zwoegen, die sit-ups vervloek, of in de sauna mijn pensje probeer te verdoezelen, ja, dán neem ik me heilig voor om tussendoor alleen nog maar appels en rijstcrackers te eten.

Ik neem nog maar een hap. Hmm, nu smaakt hij weer gewoon. Als een vulkoek.